banner banner banner banner banner banner

Levend lezen


Gesproken taal vastgeleggen en teruggelezen
In de onderbouw zorgt de leerkracht er bewust voor dat kinderen verschillende vormen van schriftelijk taalgebruik tegenkomen en kunnen ontdekken. Ze maakt aantekeningen en leest er uit voor, ze schrijft zinnen onder tekeningen, ze zorgt voor boekjes bij tentoonstellingen, de klas heeft een dagboek en een uitgebreide lees- en taalhoek, ze noteert uitspraken van de kinderen, ze maakt met de groep albums met eigen werk, ze noteert gezamenlijke afspraken. De kinderen ervaren dat gesproken taal vastgelegd en teruggelezen kan worden.
Eindeloos spelen met zinnen, woorden en letters
Als een kind zo ver is, zorgt de leerkracht voor een tekstenschrift. Daarin tekent het kind en schrijft de leerkracht op wat er bij wordt verteld. Kinderen gaan het geschreven nastempelen, natypen, naschrijven … op eenzelfde manier als met de woorden uit een methode gebeurt. Al snel typen en leggen ze zelf ‘nieuwe’ woorden. Ze kunnen met zinnen, woorden en letters eindeloos ‘spelen’ en krijgen daar steeds meer lol in. Kinderen gaan alles lezen wat los en vast zit. Ze raken nieuwsgierig naar elkaars teksten. Het gaat om willen weten wat er staat en niet om moeten. Lezen is zoeken naar de betekenis wat een klasgenoot of correspondent geschreven heeft. Leerlingen hebben een actieve houding ten aanzien van schrijven en lezen.